Selecteer een pagina
Interview over Adorno met Thijs Lijster

Interview Dr. Thijs E. Lijster

Universitair docent kunst- en cultuurfilosofie aan de afdeling Kunsten, Cultuur en Media van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij studeerde filosofie in Groningen en New York, en promoveerde in 2012 op een proefschrift over de filosofen Walter Benjamin en Theodor Adorno. Hij schreef samen met Jan Sietsma ‘Onder filosofen’ (Klement 2005), en was medesamensteller van ‘De Nieuwe Duitse Filosofie’ (Boom 2014), ‘De kunst van kritiek: Adorno in context’ (Octavo 2015) en ‘Spaces for Criticism. Shifts in Contemporary Art Discourses’ (Valiz 2015). Hij publiceert regelmatig in kranten en tijdschriften als De Groene Amsterdammer, Filosofie Magazine en Metropolis M. In maart 2016 verscheen zijn nieuwe essaybundel, getiteld ‘De grote vlucht inwaarts. Essays over cultuur in een onoverzichtelijke wereld’ (Bezige Bij).

Wat is in simpele taal de kritiek van Adorno op de Verlichting?

De Verlichting vertrok vanuit een denken dat gestoeld was op wetenschappelijk argumenteren en bewijzen. Alleen die kennis is geldig die op een rationele manier naar voren gebracht kon worden. Alle kennis moet bewezen worden. Ander belangrijk uitgangspunt van de Verlichting was dat de geschiedenis een bepaalde vooruitgang had. Dit werd natuurlijk versterkt doordat de mensheid steeds meer te weten kwam en de technologie steeds beter werd. De mensheid werd als het ware volwassen, net als iemand die opgroeit en daarmee steeds wijzer word. Die wetenschap en de technologie zouden een steeds humanere samenleving tot gevolg hebben. Immanuel Kant, een van de bekendste verlichtingsdenkers heeft daar een boek over geschreven “Naar de eeuwige vrede” en hij ging er van uit dat als mensen maar hun verstand gingen gebruiken en rationeel na gingen denken, dus als de wetenschap maar voort zou schrijden, er een periode aan zou breken van eeuwige vrede.

Adorno leefde natuurlijk in een andere tijd dan Kant. Adorno leefde in de 20e eeuw en zag dat die eeuwige vrede helemaal niet was aangebroken. Integendeel, de 20e eeuw was een eeuw vol oorlogen, genocide, racisme en antisemitisme. Nu werd vaak aangenomen dat dit het tegenovergestelde was van de Verlichting, maar Adorno probeerde eigenlijk te laten zien dat de dingen die gebeurden in de 20e eeuw als het ware de uitkomst waren van de Verlichting. In deze oorlogen werd gebruik gemaakt van de meest technologisch geavanceerde wetenschap. In de WO I werd voor het eerst gebruik gemaakt van mitrailleurs, tanks en gifgas. Dat waren natuurlijk allemaal wetenschappelijke ontwikkelingen die allemaal werden ingezet, niet om een betere mensheid te creëren, maar juist om mensen tegen elkaar op te zetten. En de mensheid op die manier te vernietigen.

Een ander voorbeeld wat Adorno zelf erg aanging had betrekking op de Jodenvervolging. Adorno was een Jood en is zelf uit Duitsland gevlucht naar Amerika voor het Naziregime Hij beweerde dat de manier waarop het antisemitisme was opgekomen tijdens de WOII en daarvoor allerlei trekken vertoonden van het verlichtingsdenken. Dat is natuurlijk een rare stelling want je zou denken dat racisme en het uitsluiten van bevolkingsgroepen juist tegen het verlichtingsdenken ingaat. Maar Adorno liet zien dat in de Verlichting er altijd een soort van conceptueel denken was. Dat wil zeggen dat je probeert de werkelijkheid te vatten in afgebakende concepten. Adorno zegt dat op het moment dat je dat doet het mechanisme zich verder ontwikkelt en er ontstaat dan een soort ‘hokjesdenken”: dit is A, dit is B en op die manier kun je dus ook bepaalde bevolkingsgroepen in hokjes plaatsen. Daardoor ga je bepaalde eigenschappen aan een groep verbinden en kijk je eigenlijk niet meer naar een individu maar een je reduceert een individu tot een groep, bijvoorbeeld Joden.

“De Joden zijn gierig, hebberig, crimineel”. Dit is wat er daadwerkelijk beweerd werd over Joden in de aanloop naar de WO II. Op die manier kan dus dat conceptuele denken, dat rationele denken, hele negatieve gevolgen hebben zoals antisemitisme. Maar Adorno schrijft ook over de manier waarop de Jodenvervolging en vernietiging is uitgevoerd. De Holocaust (Shoa) is niet een spontane geweldsuitbarsting maar iets wat heel goed gepland was. Er werd op een hele precieze manier gepland: “die mensen moeten hier heen, die trein moet daar heen, we moeten een kamp hebben voor zoveel mensen.” Op een bijna fabrieksmatige manier werd er dus met mensen om gegaan. Dit was dus een rationele vorm van denken die van elke humaniteit ontdaan is.

Terugkomend bij de vraag: wat is Adorno’s belangrijkste kritiek op de Verlichting?

Dat is vooral dat het rationeel denken zich eenzijdig ontwikkeld heeft tot een soort koele, kille rekenmachine en van iedere humaniteit ontdaan wordt.

Hoe kun je zien bij Adorno dat de Verlichting in zijn tegendeel is omgeslagen?

Dit uit zich in een aantal dingen volgens Adorno: De manier van uitsluiting en de doorgeslagen rationaliteit van de samenleving. De rationaliteit van de samenleving heeft bijvoorbeeld ook betrekking op het feit dat mensen steeds minder in de moderne samenleving gezien worden als individuen maar steeds meer als een nummer. En tijdens de Holocaust was dit natuurlijk extreem, gezien het feit dat de Joden een nummer op hun arm kregen getatoeëerd. De Joden waren letterlijk gereduceerd tot een nummer en waren geen persoon meer.

Maar op een veel onschuldiger manier zie je dat ook op andere terreinen van de samenleving. Instituties kijken niet naar iemands individuele situatie, maar de vastgestelde richtlijnen en regels bepalen hoe je behandeld wordt. En daar zijn natuurlijk altijd goede redenen voor geweest. Want die vorm van behandelen is natuurlijk ook bedoeld om gelijkheid te waarborgen. Maar Adorno zegt dat dit kan doorslaan in een situatie waarin je eigenlijk alleen nog maar oog hebt voor die nummertjes en cijfertjes en niet waar het werkelijk om draait. En daarmee zegt hij dat het middel, de berekenbaarheid van dingen, verheven wordt tot doel.

En dat zag Adorno in zijn eigen tijd, maar ook in onze tijd worden deze discussies gevoerd. Er zijn de afgelopen jaren discussies geweest in het hoger onderwijs of in de gezondheidszorg waar gesproken wordt over rendementsdenken. Dat is een denken die vooral kijkt naar hoe kunnen we het proces zo efficiënt mogelijk maken en hoe kunnen we zorgen dat we het zo kunnen berekenen dat we kunnen bezuinigen o.i.d.

En op die manier zie je ook dat de persoonlijke verhoudingen tussen mensen in het gedrang komen. Bekend voorbeeld is het voorbeeld van mensen die in de zorg werken en die strikt opgedragen krijgen: “je mag een minuut met wassen bezig zijn en daarna moet je dat doen”. Waardoor je dus eigenlijk niet meer kijkt naar wat die persoon nodig heeft omdat je heel druk bezig bent met de regels en richtlijnen. Dat is een voorbeeld van hoe het verlichtingsdenken, hoe rationeel denken, op een negatieve manier naar voren kan komen.

Adorno kwam uit een artistiek milieu en hij stelde ook dat de kunst steeds meer ten prooi viel aan het steeds meer berekenend denken. Vooral omdat kunst steeds meer een product werd, een product waar geld mee verdiend moet worden. Adorno noemde dit de cultuurindustrie. Adorno maakte zich zorgen over het feit dat cultuur dus een industrie was geworden. Hij vond dat een kunstenaar een kunstwerk moest maken vanuit zijn eigen autonomie, dus wat die kunstenaar zelf van belang vindt. Terwijl je tegenwoordig ziet, en dat begon in Adorno’s tijd, de jaren 30 en 40, dat er een hele industrie op gang komt waarbij het niet gaat om het kunstproduct zelf maar om hoeveel geld er mee verdiend kan worden. Als dat winstoogmerk zo belangrijk wordt gaat het product ook veranderen. Hierdoor trad een soort standaardisering op, waardoor de kunstproducten steeds meer op elkaar begonnen te lijken, omdat met er van te voren zeker van wil zijn dat een bepaald publiek wordt bereikt.

Is dit ook de reden van het ontstaan van de zogenaamde academische kunstregels?

Als je het hebt over de regels van de Academie dan heb je het eigenlijk al over een periode daarvoor. In de 19e eeuw was inderdaad die academie erg invloedrijk en daarna kwam eigenlijk een periode waarin de kunstenaar zich daarvan begon te emanciperen en juist autonoom kon opereren. Maar in de tijd dat Adorno leefde, in de jaren dertig, zie je natuurlijk een nieuwe markt van populaire cultuur. Dat was een tijd waarin de bioscoop en de radio opkwamen en dat werden enorme industrieën waar enorm veel geld in om ging, en omdat er zoveel geld in omging had het volgens Adorno ook invloed op het soort kunstproducten die werden gemaakt.

Die academische regels zijn dan wel een gevolg van de Verlichting?

Ik zou eigenlijk zeggen van niet want de Verlichting draaide natuurlijk ook, en dat is dan de meer positieve kant van de Verlichting, om de autonomie van het individu.
Kant zei al: Verlichting betekent je zelf onttrekken aan de ketenen van wat anderen vinden en daar in zelf een stem in vinden: mondigheid. Durf zelf te denken. En dat zie je in de 19 eeuw ook in de kunst door dringen. Tot die tijd waren de traditionele instituties erg invloedrijk en de Academie stelde regels op over hoe je moest schilderen of componeren en waarbij de opdrachtgevers zeer invloedrijk waren. Die konden zeggen: “ik wil daar een engeltje” of “daar Maria met Jezus” en dan moest je dat gewoon doen.

En eigenlijk pas in de loop van de 19e eeuw zijn er kunstenaars die zich hier aan onttrekken en zelf bepalen wat en hoe ze gaan schilderen. Ze schilderen niet langer Bijbelse taferelen of adellijke personen, maar gewoon dingen op straat, denk aan de impressionisten. Maar ook hoe ze gaan schilderen. Niet meer realistisch, schilderen maar ze gaan experimentele vormen van schilderen beoefenen (expressionisme). Van Gogh is daar een voorbeeld van. Iemand die eigenlijk een klassieke scholing had gehad maar die door zijn persoonlijke expressie zijn schilderijen maakte en die daarna als een soort genie vereerd werd. Ik zou zeggen dat dit, het betitelen als een genie, deels uit de Verlichting komt maar ook uit de romantiek. Wat weer een tegenbeweging is van de Verlichting.

Is de kritiek van Adorno op de Verlichting meer op de theorie van de Verlichting of meer op de gevolgen die de Verlichting heeft gehad?

Beide wel, maar met name het laatste. De dingen die ik net zei over Adorno komen met name uit het boek wat hij samen met Max Horkheimer schreef: “Dialectiek van de Verlichting” en een van de dingen die ze daar ooit over hebben gezegd is dat ze de Verlichting wilden verlichten en daarmee bedoelden ze dus dat ze de Verlichting niet van tafel wilden schuiven. Soms werd het boek geïnterpreteerd als een definitieve afrekening met de Verlichting. Dat was absoluut niet wat ze naar mijn idee voor ogen hadden maar ze wilden eerder juist de Verlichting aan haar oorspronkelijk beloftes laten herinneren. Haar laten zien: kijk de Verlichting ging ooit om emancipatie, het creëren van een vreedzame samenleving, om het opheffen van onderdrukking. Adorno en Horkheimer laten zien dat de mechanismen van de Verlichting: wetenschap en technologie, allerlei vormen van rationalisering en institutionalisering, eigenlijk tot het tegendeel hebben geleid. Dat de mens dus eigenlijk, vergelijkbaar met het verhaal van de tovenaarsleerling die zijn eigen spreuken niet meer in de hand heeft, de Verlichting eenzijdig een bepaalde kant op heeft bewogen. Het is een soort op hol gelagen trein geworden en het komt er dus op aan ons er aan te herinneren wat die Verlichting voor ogen stond en om dat oorspronkelijke Verlichtingsverhaal alsnog te realiseren.

Gaf hij alleen kritiek of gaf hij ook een soort oplossing aan?

Adorno is niet heel scheutig met oplossingen maar ik denk wel dat het in zijn werk wel degelijk te vinden is en die oplossingen zijn deels theoretisch deels praktisch. Dat theoretisch is een complex verhaal maar heeft met name te maken met de verhouding tussen subject en object. Adorno zegt eigenlijk dat het Verlichtingsdenken telkens uitgaat van een subject dat een object kent. Dat zie je ook bij Kant en bij Decartes: het subject is de betekenisgevende factor en het object is een dood ding is wat hier maar staat. En ik ben degene die dat ding kent. Adorno zegt dat dat beeld, van hoe de mens in de wereld staat, van de wereld een soort dode materie maakt die de mens ter beschikking staat.

En daarom zegt hij ook “de Verlichting op die manier begrepen is eigenlijk altijd natuurbeheersing”. De mens probeert de natuur te kennen zodat ze hem kan beheersen, kan manipuleren en voor zich zelf kan inzetten. En dan zie je dus dat de wetenschappelijke manier van naar de wereld kijken kan uitmonden in bio-industrie waar dieren niet meer als levende wezens worden beschouwd maar meer als grondstof die ter verbetering van jezelf kan worden aangewend. Zo lijken wij tegenwoordig ook met de natuur om te gaan, bijvoorbeeld met tropische regenwouden. We zien het niet als iets dat in zichzelf waardevol is, maar als een verzameling hout waar je kozijnen van kunt maken.

Dat is dus een manier van denken, het subject dat het object beheerst, wat uitmondt in allerlei vormen van vernietiging. Adorno probeert naar een alternatieve theorie van kennen te streven waarin subject en object op een meer gelijkwaardige relatie tot elkaar staan. Dus niet alleen ik als subject die de wereld kent en tot zich neemt. De wereld, het object, spreekt ook tot mij. De wereld is zelf in zichzelf ook waardevol en betekenisvol en het komt er dus op aan je als subject ook open te stellen voor die betekenis.

Dat is ook een van de redenen waarom Adorno zo met kunst bezig is omdat de esthetische ervaring juist bij uitstek de plek was waar je je inderdaad openstelt voor de betekenis, voor iets wat anders is dan jij. Een kunstwerk is iets heel vreemds, je kent het niet en je snapt het niet helemaal maar juist op het moment dat je je daar voor open stelt zet je je geest als het ware open voor iets anders dan jijzelf. Die houding, zegt Adorno, zou je eigenlijk veel vaker moeten aannemen. Niet alleen ten aanzien van kunstwerken maar ook ten aanzien van je medemens, van de natuur etc.En dat is dus het theoretische punt wat hij maakt.

Het praktisch punt dat hij maakt, komt vooral naar voren na de WOII, als hij weer terugkeert van de VS naar Duitsland. Hij spreekt dan op een bepaald moment over een “Erziehung zur Mündigkeit”. Een soort opvoeding tot mondigheid en daarmee, en dat lijkt ook erg op de oorspronkelijke intenties van de Verlichting zoals bij Kant, zegt hij dus dat de bevolking eigenlijk opgevoed moet worden. Opvoeding is dus niet iets dat je alleen met kinderen doet en op je 16e ophoudt, maar iets wat je hele leven lang door gaat. En voor Adorno is dat juist zo belangrijk met de WOII in het achterhoofd. En dat verbijstert mensen nog altijd: hoe is het toch mogelijk dat een ontwikkelde samenleving als Duitsland in de jaren 30 en 40 in een keer een hele bevolking achter Hitler aan loopt en tot de meest gruwelijke daden overgaat. En volgens Adorno heeft dat dus te maken met een onderontwikkeld bewustzijn, een onderontwikkeld denken en het komt er dus op aan om mensen het besef te geven dat ze zelf in staat kunnen zijn om na te denken en dat ze daardoor niet de neiging hebben om achter een sterke leider aan te lopen maar dat ze ook zelf kunnen nadenken.

Eigenlijk een heropvoeding van de mensen en zijn denken?

Ja,

Was het ook een behoefte bij Adorno om terug te keren naar de tijd voor de Verlichting?

Nee, en dat onderscheidt hem van anderen in de verlichting. In de Romantiek heb je veel critici die zeggen vroeger was alles beter zoals Rousseau. Rousseau was erg kritisch over de moderne beschavingen en zei: vroeger, toen de mens nog een primitieve wilde was, was de mens gelukkig en dat was een ideale tijd. Daar maakt Adorno zich geen illusies over, die wist heel goed dat in de middeleeuwen de mensen sneller dood gingen, dat er meer geweld was en nog vroeger in de prehistorie was het helemaal geen pretje omdat je dan voortdurend opgegeten dreigde te worden door van alles en nog wat. Adorno was zeker in die zin niet nostalgisch dat hij terug wilde naar een tijd waar alles beter was. Het ging hem er met name om, en dat schrijft hij ook ergens in de inleiding van de “Dialectiek van de Verlichting”, dat het niet gaat om het terug keren naar het verleden maar het in herinnering roepen van de oorspronkelijke beloftes van de Verlichting.

Was er volgens Adorno ook een verband tussen kapitalisme en de Verlichting?

Absoluut, Adorno is een neo-marxist en hij deelt ook met Marx de kritiek van het kapitalisme. Adorno behoort tot een groep denkers die tegenwoordig de “Frankfurter Schule” genoemd worden. Die denkers kwamen voor uit een onderzoeksinstituut verbonden aan de universiteit van Frankfurt. Dat was een groep denkers die weliswaar neomarxistisch waren maar die tegelijkertijd de theorie van Marx op een aantal punten wilden herzien. Wat Adorno deelt met Marx is de kritiek op het kapitalisme en een bepaalde manier van denken. Marx sprak er al over het dat het kapitalisme de vervreemding van de mens tot gevolg had en dat had vooral te maken met wat Marx de “warenvorm” noemt (koopwaar) en de technische term commodificatie heeft (van de Engelse term voor koopwaar: commodity).

‘Commodificatie’ wil zeggen dat dingen tot koopwaar worden gemaakt. Marx zei al: de arbeider raakt vervreemd van zichzelf en dat heeft vooral te maken met het feit dat hij zijn arbeid als een vorm van koopwaar op de markt moet brengen. Als je de hele dag in een fabriek staat te werken, kun je je niet identificeren met het werk dat je daar doet omdat hij het doet in dienst van iemand anders en je kunt je ook niet identificeren met het eindproduct van het werk omdat hij slechts een onderdeeltje maakt van het eindproduct. Niet zoals een ambachtsman van begin tot eind bezig is met een product. En, zegt Marx: arbeiders vervreemden zich ook van elkaar omdat ze niet meer met elkaar in persoonlijke verbanden omgaan maar alles voortdurend zakelijk is en alles wordt gemedieerd door geld. En die vervreemding is zeker niet verdwenen.

En op dezelfde manier zegt Adorno ook dat de hedendaagse samenleving door en door vervreemd is en in onze manier van denken steeds meer zijn gaan denken in termen van wat levert het mij op, hoe kan ik daarmee meer geld verdienen, hoe kan ik mijzelf daarmee verbeteren. En dat levert dus volgens Adorno een vervreemd bewustzijn op en dat ziet hij heel erg in lijn met Marx, met name met betrekking tot het principe van de ruil. Marx schrijft ergens in “Das Kapital”: stel je hebt een zak aardappelen en je hebt een jas dat zijn duidelijk 2 heel verschillende dingen maar op het moment dat je ze gaat uitdrukken in geld dan maak je ze in een keer gelijk. En die manier van dingen gelijk maken die eigenlijk ongelijk zijn dat is het zelfde wat Adorno het Verlichtingsdenken verwijt: dat daar conceptuele schema’s en wetenschappelijke theorieën worden ontwikkeld die heel veel verschillende dingen op een hoop gooien. Zo verliezen we de individualiteit en particulariteit van dingen en mensen uit het oog.

Dat is eigenlijk vreemd dat door er geldelijke waarde aan te geven het onderscheid tussen dingen verdwijnt…

Ja, en je drukt het ook alleen nog maar uit in geld en niet meer in de bijzondere eigenschappen die dat ding zelf zou kunnen hebben. Of als voorbeeld weer de bio-industrie dan wordt gekeken we hebben een kip en die moet in 6 weken zo zwaar zijn zodat we daar goede kipfilet van kunnen maken. Dan zie je die kip niet meer als dier wat leeft en wat lijdt maar alleen nog maar als een product dat geld moet opleveren.

Adorno legt dus de schuld van het kapitalisme bij de Verlichting of stond dit in zijn optiek los van elkaar?

Nee, het stond niet los van elkaar en ik denk dat je eigenlijk gelijk hebt en dat Adorno verder gaat dan Marx en nog verder uitzoomt. Marx heeft het natuurlijk over de opkomst van het industrieel kapitalisme in de 19e eeuw terwijl Adorno nog verder uitzoomt en laat zien dat die manier van Verlicht denken, van rationeel en instrumenteel denken, dat die eigenlijk veel verder gaat dan het kapitalisme alleen. Maar het hangt daar wel heel nauw mee samen.

Marx zegt dat religie ook tot vervreemding leidt. Was Adorno het daar ook mee eens?

Adorno heeft eigenlijk niet veel over religie geschreven en dat heeft denk ik ook wel te maken met de tijd waarin hij schreef waarin de geïnstitutionaliseerde religie al minder invloedrijk was dan in de tijd van de Verlichting. Adorno kijkt net als Marx naar mechanismen van onderdrukking. In de tijd van Marx is de kerk natuurlijk een belangrijke factor in die onderdrukking. In de tijd van Adorno was dit al niet meer zo. Adorno kijkt naar andere mechanismen van onderdrukking. Hij kijkt vooral naar de totalitaire staat en naar wat hij de cultuurindustrie noemt. Dat ziet hij ook als een vorm van onderdrukking en je zou kunnen zeggen dat de functie die de kerk bij Marx heeft (de religie), bij Adorno wordt overgenomen door de cultuurindustrie.

Marx spreekt van religie als ‘opium voor het volk’ en wat hij daar mee bedoelt is dat mensen als het ware kunnen wegdromen in zo’n religie, want na de dood wordt alles beter en kom ik bij God en daarom zijn ze niet meer geneigd om in het huidige leven naar verbetering te streven. En op die manier wordt het volk dus in toom gehouden. De dominee zegt bijvoorbeeld dat je je plicht moet doen en hard moet werken en moet luisteren naar de baas.

In de tijd dat Adorno scheef lijkt de cultuur die functie te hebben overgenomen, want hij zegt dat de arbeider die de hele dag in de fabriek staat te werken ’s avonds naar de bioscoop gaat of naar de radio gaat luisteren. Dan hoeft hij even niet meer na te denken en wordt hij even verstrooid en even plezierig bezig gehouden en dat functioneert ook als opium voor het volk in de zin dat mensen daardoor dom gehouden worden. Ze worden als het ware niet aangespoord om zelf na te denken, maar worden alleen maar dom gehouden.

Dat is dus wat Adorno de populaire cultuur verwijt en dat is Adorno later op veel kritiek komen te staan want later zijn er allerlei cultuurwetenschappers geweest die zeiden dat de populaire cultuur juist ook kan aanzetten tot het nadenken over de wereld zelf kan aansporen tot het misschien in opstand komen of het veranderen van je levensstijl. Dus wat Adorno daar over heeft gezegd is nog altijd controversieel.

Hij heeft dus niet een duidelijke mening over religie. Maar dus wel over wat hij de ‘dialectiek van de Verlichting’ noemt. Hij noemt het dialectiek omdat hij eigenlijk zegt dat de Verlichting is omgeslagen in wat het zelf ging bestrijden en de Verlichting was juist een beweging die zich probeerde te onttrekken aan dogma’s, religie en mythes. Alleen Adorno probeert te laten zien dat Verlichting zelf een soort religie is geworden. Dat het zelf dogmatisch is geworden en dat mensen dus zelf niet meer zelf nadenken maar zeggen: “de wetenschap zegt dit of de geïnstitutionaliseerde samenleving beweegt ons in dit systeem”. De verlichting is dus eigenlijk net zo’n rigide systeem geworden als de kerk ooit was.

Was Adorno een van de eerste invloedrijke critici van de Verlichting of waar er nog voorgangers?

Ja, er waren zeker wel voorgangers. Ik had al eerder even over de romantiek. Rousseau is, denk ik, een van de eerste. Hij is een wat dubbele figuur want hij wordt soms tot de verlichtingsfilosofen gerekend maar hij verhoudt zich daar ook zeer ambivalent tegenover want zeker Rousseau is iemand die juist veel minder de nadruk legt op rationeel nadenken en op het heil wat in technologie en wetenschap moet worden gezocht maar meer naar gevoel en terug naar de natuur en zo. En daarom wordt hij ook altijd als de vader van de Romantiek beschouwd.

Andere belangrijke figuur is natuurlijk Nietzsche die ook een sterke criticus was van de Verlichting en ook bijzonder invloedrijk. Nietzsche heeft een aantal dingen die Adorno laat zien in de ‘Dialectiek van de Verlichting’ ook al benoemd. De manier waarop wetenschap en kennis samenhangt met macht. Die notie van macht staat centraal in zijn werk. Nietzsche zegt “de wil tot waarheid is eigenlijk de wil tot macht”. En dat idee vindt je ook sterk terug bij Adorno, dat denken een vorm van natuurbeheersing is.
Maar bij Nietzsche zit dat toch in die zin anders dat Nietzsche wel zo’n radicale afwijzing heeft en ook van de Verlichtingsidealen. Idealen van de verlichting waren: “Vrijheid, gelijkheid en broederschap”. Daar moest Nietzsche helemaal niets van hebben. Die zei: “hoezo gelijkheid, mensen zijn niet gelijk. Je hebt nobele mensen en je hebt het vulgus, de schapen de kudde en we moeten terug naar een tijd waar die nobele mensen die schapen onderdrukken”. En hoezo democratie, hoezo gelijkheid, daar moest Nietzsche niets van hebben.

Hij was voorstander van een totalitaire staat wat dat betreft?

De verhouding van Nietzsche tot het nazisme is complex. Hij is erg misbruikt door het Nazisme. Dit heeft met name te maken met zijn zus die in zijn werk heeft zitten knippen en plakken en dat als het ware heeft gebruikt voor de nazistische ideologie. Nietzsche was eigenlijk net zo kritisch op de Duitsers als op de Joden en ik denk dat zijn filosofie veel meer een filosofie van het vrije individu is wat niet past bij een totalitair regime. Maar er zitten natuurlijk wel tendensen in zijn werk als het gaat om de verheerlijking van macht en kracht die wel problematisch zijn.

Heeft Adorno veel invloed gehad, gingen grote groepen mensen anders naar de Verlichting kijken of was het gewoon een kritisch boek?

Als je het hebt over de ‘Dialectiek van de Verlichting’ dan heeft dat boek eigenlijk een vreemde geschiedenis gehad. Ze schreven het tijdens de WOII, ze waren in de VS en toen had je een groep immigranten, zij waren in Los Angeles, die elkaar veel troffen maar eigenlijk niet veel te maken hadden met het intellectuele milieu in de VS. Het boek de ‘Dialectiek van de Verlichting’ werd later gepubliceerd bij Querido uitgeverij in Amsterdam. Maar dat boek is toen niet heel erg opgepakt. Op het moment van verschijnen is het niet erg gerecipieerd. Eigenlijk pas in de jaren 60 is het onder het stof vandaan gehaald en toen met name door kritische studenten in Duitsland. Dat was een periode na de WOII waar men in eerste instantie heel erg bezig was met de wederopbouw en er werd toe ook wel gesproken over. En daar heeft Adorno later ook wel over geschreven; “aufarbeitung der vergangenheit” ofwel verwerking van het verleden maar die verwerking van het verleden was eigenlijk een ontkenning van het verleden. Men dacht: we moeten nu weer de economie draaiende krijgen, de samenleving opbouwen en we moeten maar niet te veel terugkijken. Dat was natuurlijk heel problematisch want er was wel degelijk iets heel ingrijpends gebeurd en heel veel van de mensen die daar mede schuldig aan waren geweest liepen nog gewoon rond. Die werkten aan de universiteiten, die zaten in besturen, zelfs in regeringen enz.

En Adorno en Horkheimer waren terug gekeerd vanuit de VS naar Duitsland en waren weer hun activiteiten aan het oppakken in Frankfurt en die theorieën die zij daar aan die studenten doorgaven kweekten eigenlijk een heel kritische generatie. Dat waren studenten die ten tijde van het einde van de oorlog nog jong waren en die eigenlijk toen pas in de jaren 60 beseften wat hun ouders, de vorige generatie eigenlijk allemaal voor verschrikkelijks hadden gedaan. En die zeiden dat moet volstrekt anders, we moeten de samenleving op een andere manier inrichten. En onder andere Adorno was erg invloedrijk.

Je ziet dan dat er in Frankfurt allerlei rellen uitbreken van studenten. De studenten willen zelf de universiteit overnemen, ze roepen op tot maatschappelijke verandering. En Adorno stond daar ambivalent in. Aan de ene kant had hij sympathie voor waar die studenten mee bezig waren en hij ook inderdaad zelf een belangrijke invloedsbron daarvoor maar hij wilde niet als een soort leider voor die studenten te gaan optreden. Die studenten probeerden hem op een voetstuk te plaatsen als de leider van de protesten maar hij had een bijna natuurlijke aversie tegen autoriteit en wilde zelf ook niet die autoriteit zijn. Hij was daar dus heel terughoudend in. Op een bepaald moment ging het helemaal mis tussen Adorno en de studenten. Ze begonnen zijn collegezaal te bezetten en heeft hij de politie gebeld. En de politie bellen tegen linkse studenten is wel zo’n beetje het allerergste wat je kunt doen. Want dan schaar je je aan de kant van de zittende macht dus toen werd hij uitgekotst door de studenten. Vanaf dat moment zeiden ze “Adorno als instituut is dood” ze wilden niets meer met hem te maken hebben. Ze verweten hem dat hij had gebogen voor de macht. Dat was een pijnlijke geschiedenis voor Adorno maar tegelijkertijd zie je dus dat zijn invloed wel degelijk groot is geweest.

Werd zijn kritiek op de Verlichting uiteindelijk een soort stroming of waren deze kritieken incidenteel?

Deels wel. Je kunt je afvragen of het kritiek op de Verlichting is, of eerder ook in lijn van Adorno een soort van als nog bewerkstelligen van de Verlichting. Denk aan de seksuele revolutie, dat is ook een poging van de generatie van de jaren 60 om zich te ontworstelen aan het verstikkende milieu van de vorige generatie. En die studenten opstand zoals in Frankfurt vond ook plaats op verschillende universiteiten in de VS. Daar was Adorno niet zo bekend maar een collega van Adorno, Herbert Marcuse, die ook door Adorno beïnvloed was, was daar erg populair. Die was echter wel bereid als een soort leider of inspiratiebron voor de studenten op te treden. En je ziet daar dus dat er allerlei vormen van protest ontstaan waarin studenten opeisen dat ze steeds meer inspraak krijgen dat er dus allerlei vormen van democratisering ontstaan en waar in de jaren 60 / 70 ook in Nederland dit gebeurde en studenten zelf deel uit maakten van het bestuur of studenten zelfs een hoogleraar konden ontslaan. Dat is voor een deel later allemaal weer terug gedraaid maar in de jaren 60/70 waren dat invloedrijke dingen.

De Verlichting ging in tegen de religie en de gevestigde orde dus de studentenprotesten waren in lijn met de Verlichting maar werden tevens gezien als kritiek op de Verlichting?

Wat ik eerder al aangaf was de houding van Adorno ten aanzien van de Verlichting dubbel. Het was eerder bedoeld om de Verlichting te voltooien dan een totale afwijzing van de Verlichting. En waar hij zich vooral tegen afzette was het feit dat de Verlichting zelf zo’n rigide systeem was geworden. Dat probeert hij af te wijzen. Maar het aanzetten tot reflectie en het aanzetten tot mondigheid, autonomie en individualiteit dat is waar hij wel degelijk trouw aan blijft en dat is ook wat die studenten in de jaren 60 probeerden te doen zeggen wij willen ons niet laten domineren door maatschappelijke structuren, wij willen daar zelf invloed op hebben.

Een mooi voorbeeld is dat vorig jaar het Maagdenhuis bezet is, het hoofdkantoor van de universiteit van Amsterdam. Daardoor werden van de discussies die toentertijd werden gevoerd nu weer opnieuw opgepakt en inderdaad het rendementsdenken maar ook het gebrek aan inspraak van studenten, van autonomie om zelf te kunnen bepalen waar je onderzoek naar doet door mensen verbonden aan de universiteit omdat dat ook steeds meer in economische zin moet worden uitgedrukt, wat levert jou onderzoek op. Dat soort kritiek zie je nu weer opnieuw oplaaien.

Lizelijn Bakema, Lotte Witvoet & Yasmine Harkhoe (HAVO 5)

Dit interview vond plaats naar aanleiding van een Profielwerkstuk dat drie leerlingen van het CSG Comenius in Leeuwarden hebben gemaakt met als onderwerp de ‘Verlichting’